Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En toen zij van hem getogen waren (want zij lieten hem in grote krankheden), maakten zijn knechten, om het [61]bloed [62]der zonen van den priester Jojada, een [63]verbintenis tegen hem, en zij sloegen hem dood op zijn bed, dat hij stierf; en zij begroeven hem in de stad Davids, maar zij begroeven hem niet in de graven der koningen. 61. Hebreeuws, bloeden; dat is, om den moord begaan aan Zacharia. Zie 1 Kon.2:33. 62. Dat is, van den zoon van Zacharia, namelijk van Jojada den priester; een veelvoudig getal voor het enkelvoudig. Zie boven, vs.7, en de aantekening. Tenware men zeide dat Jojada meer zonen gehad had, die gedood waren; of immers Zacharia, overmits de kinderen met hun vaders somtijds schijnen uitgeroeid geweest te zijn. Vergelijk 2 Kon.9:26, en onder, hfdst.25 vs.4. 63. Zie de aantekening 1 Kon.15:27.